HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
DE KOEPELKERK VAN ARKEL
Volgens de overlevering zou er in het jaar 641 al een kerk in Arkel hebben gestaan gebouwd door zendeling Swibertus. Bewijzen hier voor zijn er echter niet. Ten tijde van de van Arkels stond er in ieder geval een kerk. Deze zou in 1267 tijdens de kerstnachtdienst door Folpert van ter Leede in brand zijn gestoken. Alle kerkgangers kwamen om het leven, maar de man waar het om ging, Jan van Arkel was, “wegens roeringhe in de derme” niet in de kerk en ontkwam zo aan deze laffe aanslag. De van Arkels hadden het recht het ambt van pastoor te vergeven en de inwijding van een pastoor geschiedde door de proost van Utrecht. De Arkelse pastoor had meerdere parochies onder zijn beheer. Wanneer hij in Arkel verbleef kreeg hij een jaarwedde van 50 goudguldens, verbleef hij buiten Arkel dan was dit bedrag beduidend lager. In de kerk werden verschillende van de van Arkels begraven. In 1670 werd de kerk weer door brand getroffen, alleen het koor kon worden gered. Geld voor wederopbouw was er niet en het koor werd omgebouwd tot kerk. In dit kleine kerkje dat we kennen van de ets van Rademaker heeft de Arkelse gemeenschap gekerkt tot 1852. Aan onderhoud werd wegens geldgebrek niet veel gedaan en in 1845 was de kerk zo bouwvallig dat kerken in dit gebouw eigenlijk niet meer verantwoord was. In een brief van de kerkenraad aan het Provinciaal College van Toezicht lezen we: dat geene gedeeltelijke herstelling van het oude kerkgebouw mogelijk wordt geacht. Het dak is geheel vergaan en bij sterken wind dreigt gevaar van instorting, terwijl de muren op verschillende plaatsen zijn gescheurd en ontzet”. De kerkvoogdij was echter zo armlastig dat restauratie of nieuwbouw niet uit eigen middelen kon worden betaald. De Commissaris des Konings kwam in 1851 poolshoogte nemen en dringt aan op nieuwbouw. In 1852 wordt aan de Arkelse architect opdracht verstrekt voor het maken van tekeningen, bestek en begroting voor een nieuwe kerk. Er wordt subsidie gevraagd aan Zijne Majesteit de Koning en aan Provinciale Staten. De kerk moet groter worden dan de huidige en op een andere plaats worden gebouwd. Al spoedig blijkt dat e.e.a niet realiseerbaar is en er komt een nieuw plan. De kerk zal toch komen op de plaats van oude kerk en de vorm wordt i.v.m. plaatsruimte achtkantig. Er wordt subsidie verkregen van de Koning, de Provincie en de Synode. Op 30 april 1855 wordt de eerste steen voor het nieuwe gebouw door kerkvoogd Gijsbert Vervoorn gelegd. Een jaar later, op 4 mei 1856, wordt de nieuwe kerk in gebruik genomen. Het blijft een kerk met veel gebreken. Waarschijnlijk is er door geldgebrek gebruik gemaakt van niet al te beste materialen want regelmatig moeten er reparaties worden uitgevoerd. In 1905 wordt er een orgel in de kerk geplaatst. In 1921 is de kerk in zo’n slechte staat dat men besluit tot gedeeltelijke restauratie. Tijdens de restauratie brand kerk door onvoorzichtigheid van een loodgieter geheel uit. De kerk wordt weer opgebouwd maar helaas weer slecht onderhouden. In de jaren 1971/1972 wordt de kerk door gemeenteleden opgeknapt. De kosten hiervoor bedroegen ruim f. 20.000,--. Tevens werd het orgel vervangen. In de loop der jaren is de bouwkundige staat door de Monumentenwacht beoordeeld en in 1994 is men begonnen met de voorbereidingen voor algehele restauratie. Omdat de kerk een Rijksmonument is kon aanspraak worden gemaakt op subsidie van de Rijksgebouwendienst, maar pas in 2013 zou men in aanmerking komen voor deze subsidie. De dak- constructie verkeerde echter in zo’n slechte staat dat uitstel onverantwoord was. Na veel gepraat kreeg de kerkvoogdij het groene licht en kon worden begonnen met de restauratie. Er werd een bouwcommissie aangesteld en deze ging voortvarend aan de slag. Met behulp van architect Lakerveld uit Noordeloos werden tekeningen, bestek en kostenraming gemaakt. In 1995 werd het werk aanbesteed. De laagste inschrijver was aannemersbedrijf den Hoed uit Bergambacht. In 1999 is het werk gereed en beschikt Arkel weer over een kerk die aan de eisen van de tijd voldoet. Een kerk die qua vorm uniek is in de streek en een sieraad voor de omgeving. De restauratie heeft ruim f. 500.000,-- gekost, dit bedrag werd verkregen door subsidies van: Rijksgebouwendienst, Stichting Maurits van Kattendijke, Gravin van Bylant stichting, stichting Ned. Prot. Convent, Gen. Kerkvoogdijkas, GS van Zuid-Holland en stichting Prins Bernhardfonds. De gemeenteleden droegen f. 165.000,-- bij.