HISTORISCHE VERENIGING ARKEL EN RIETVELD
De stichting van het Franciscanessenklooster “Marienhage” te Arkel   Het Arkelse klooster was een dependance van het Agnietenklooster in Gorcum. In 1401 geeft een zekere Lijsbet, weduwe van Floris Spronk, schepen van de stad Gorcum, bij uiterste wil een huis en hofstad aan priester Herbaren Jansz. In dit huis zullen behoeftige zusters zich mogen vestigen. Het huis was gelegen midden in de stad aan de zuidzijde van het kerkhof. De weduwe is daar in eerste instantie met enige maagden gaan wonen, het huis werd werd in de loop der jaren omgebouwd tot klooster. In 1413 hebben de zusters de kloostergelofte afgelegd. Eén van die zusters was Machteld Smeeds die later, samen met nog 24 andere nonnen (zusters francisanessen) naar Arkel verhuisde om daar het Arkelse klooster Mariënhage te stichten. In 1444 geeft Jonker van Gaasbeek , Drossaard van Gorinchem en de landen van Arkel, uit naam van Hertog Philips van Bourgondië, Graaf van Holland, aan deze nonnen in eeuwigdurende erfpacht, een hofstad (hofstede) genaamd ‘Den Ouden Hage’ gelegen bij de Arkelse dam. E.e.a. is op verzoek van de nonnen in een brief bevestigd door de echtgenote van Hertog Philips, Isabella van Portugal. In die brief staat het volgende: (enigszins aangepast aan het huidig taalgebruik) Confirmatie brief van vrouwe Isabella van Portugal, over de uitgifte gedaan bij Jacob Heer van Gaasbeek, aan de beslotene Zusteren van St. Agniete te Gorinchem, wegens de Hoffstad de Ouden Hage gelegen tot Arkel. Isabel dochter van de koning van Portugal, bij de gratie Gods Hertogin van Bourgondië, van Lotharingen, van Brabant en van Limburg. Gravin van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondië, Palatine, van Henegouwe, van Holland, van Zeeland en van Namen. Markgravin van het Heilige Rijk, Vrouwe van Friesland, van Solms en van Mechelen. Macht en gouvernement hebbend van mijn Heer den Hertog in zijn absentie, zijner landen van Holland, Zeeland en Friesland voornoemd. Doen kond alle luiden, alzo mijn voorsz. Heere bij zijn openen brieven bevolen en gemachtigd heeft, onze geminde Jacob, heer tot Gaasbeek, zijn drossaardschap en rentmeesterschap van het land van Arkel en van Gorinchem met haar toebehoren, alzo als dezelve brieven dat verder uitwijzen en bij machte van die brieven uitgegeven en erfelijk verpacht heeft vanwege mijn voorsz. Heere, de besloten zusteren van St. Agnieten binnen Gorinchem, een hofstad gelegen binnen de landen van Arkel, geheten den Ouden Hage, met alle hare toebehoren, gelijk en in zulke manieren, als zijn manieren als zijn brieven, die hij als rentmeester des lands voorn: daar af gegeven heeft, dat uitwijzen, die welke van woorde te woorde hier na beschreven volgen. Jacob Heer tot Gaasbeek, tot Abcoude, tot Putten en Strijen, doen kond alle luiden, dat wij als een drossaard van het land van Arkel en de stad Gorinchem, van wege de Hoochgeboren Vorst Philips van Bougondië, van Brabant en van Limburg enz. om mijn voorsz. Genadigen erfrente te vermeerderen in zijn voorsz. Landen, van vrij en zeker geld daar af te hebben, gemerkt die groote en zware onkosten die jaarlijks aldaar vallen, gegunnen en gegeven hebben, gunnen en geven met deze onze brieven, als een rentmeester ’s Lands van Arkel voorsz. een Hofstad gelegen in de Lande van Arkel geheten den Ouden Hage, met alle haar toebehoren, gelijk die gelegen is tot Arkel bij den Dam binnen dijks, met zes en een halve mergen land daar achter leggende, geheten Die Gheere, te houden en te bezitten en te gebruiken die voorgenoemde Zusteren en haar nakomelingen Zusteren tot eeuwige dagen en tot haar oorbaar en profijten. Behoudelijk dat zij jaarlijks mijn genadige Heere voornoemd of zijn Rentmeester in de wezende, des Lands van Arkel daarvoor uitreiken en betalen zullen zestien Wilhelmus Schilden erfelijke rente vrij geld boven alle kosten van schoten, waterschap, dijkagen, of andere dergelijken, daar diezelfde Zusteren, den last af hebben te dragen. Van welke zulke erfrente te betalen als voorsz. Staat, die termijn en dag vallen en verschijnen zal van St. Pieters dag ad C’athedram naast St. Pietersdage ad C’adthedram, in een jaar daar na volgend en alzo voort van jaar tot jaar, d’eenden andere naast achtervolgende elk jaar eeuwiglijk en erflijk de voorgenoemde zestien Wilhelmus Schilden vrij gelds. En om mijn voorsz. Genadige Heere voor hem zijn Erven van de voorsz. Zusteren, en haar nakomelingen Zusteren wel verzekert mogen wezen, de voorgenoemde jaarlijkse renten te hebbenen doen heffen ten dage voorsz. Zo hebben die zelve Zusteren wederom mijn genadige Heere voorsz. gezet tot een onderpand de voorsz. Hofstad met zes en een halve mergen land voorsz. en ook alzulke acht mergen, als zij hebben leggen aan den Els, toebehorend de Heerlijkheid van het Land van Arkel, geheten die Roeden. In oorkonden van deze zo hebben wij Jacob Heer van Gaasbeek voorn: ons zegel hier aan gehangen. Gegeven op den acht en twintigste dag van januari in ’t jaar ons Heeren duizend vier honderd vier en veertig. En ons de voorn. Zusteren ootmoedelijk hebben doen verzoeken en bidden, dat wij vanwege mijn voorsz. Heeren den voorsz. erfpacht believen en confirmeren Woude, aangezien dat voorsz. staat en dat Godsdienst gedaan en vermeerdert zal worden. Zo is ’t dat wij dit merkende en aanziende, den pacht gegeven bij voorsz. Drossaart, ’t goeddunken en advies van hun alvoren en ook van de Raden mijns Heeren, alhier bij ons wezende en van zijn Procureur Generaal van Holland, Jacob Bossaart, daar op gehad, vanwege mijnvoorsz. Heeren en bij zijn macht ons gegevenuit speciale gratie de Zusteren gegunnen en beloofd hebben, gunnen en beloven met deze brief den voorsz. erfpacht, om dien in zulke manieren als hij gegeven en voorsz. staat, van mijn Heere en zijn Erven tot eeuwigen dagen te hebben, te bezitten en te gebruiken, rustig en vredig. En om dat wij immers willen dat die Zusteren in dezelfde pacht en gifte wel verzekert en gehouden mogen blijven eeuwig en erfelijk, voor mijn Heer, en zijn Erven en Nakomelingen. Zo hebben wij bij der macht als boven voorsz. bevolen en gemachtigd, bevelen en machtigen met deze brief Jan van Poel, Stedehouder van Jacob, Heer van Gaasbeek als Drossaart, van onzer wege en in de naam van mijn mijn voorsz. Heere, de Zusteren over te geven den vrije eigendom van de Hofstad en de Lande voor Schepenen van Gorinchem, alzo dat behoort en men aldaar in rechte van erven gewoonlijk pleegt te doen. Behoudens dat de Zusteren mijn Heere of zijn Drossaart, tot zijn en zijn Nakomelingen behoeft, Heeren tot Arkel zullen zeker, als voorsz. staat en daar goede brieven af te geven. En dat alzo gedaan, wij geloven in den name van mijn Heere van woorden te houden, als ’t geene, dat bij bij Jan van Poel in de overfgifte gedaan zal worden. En ontbieden daarom en bevelen bij machte vanwege mijn Heere bij machte als boven den Drossaart en Rentmeester   ’s Lands van Arkel, of die in der tijd wezen zal, dat hij de Zusteren de Hofstad en en de zes en halve mergen lands rustig en vredig laten gebruiken en bezitten tot harer nutschap, in zulke vrijheden en rechten, als zij tot hier toe bennen gezeten hebben en nu ter tijd zitten, zonder hunluiden enige hinder, letsel of moeienis daar in te doen of laten geschieden, den voorsz. pacht betalende in eniger wijs. Want ons alzo dat gelieft en gedaan wil hebben. In oorkonde deze Brief en ons zegel hier aan gehangen. Gegeven in den Hage op den zeven en twintigste dag in November, in ’t jaar onzes Heeren duizend vier honderd vier en veertig. Op den Plycque stond, Bij mijn Vrouwe de Hertogin en was getekend, De Croix, hebbende onder uit hangen aan een dubbele francijne staart, een groot Zegel in Rode was, staande in ’t midden van dezelve een zittende uitgevlerkten engel, hebbende van zijn borst tot zijn voeten voor hem de volle Wapenen van Boergondië en Portugal, staande in ’t midden van dat van Boergondië, een Esculon met de Wapenen van Holland en hebbend tot omschrift: Elisabeth Dei Gra: Ducissa Burg: Loth: Brabantie & Limbugi. Có: Flandrie, Arthisie. Hollandie. Lang heeft het Arkelse klooster niet bestaan. In het begin was het klooster voor de nonnen een betrekkelijk veilig onderkomen, maar honderd jaar later was de streek door rondtrekkende en plunderende huursoldaten een gevaarlijk gebied geworden. Er werd uitgezien naar een nieuw en veiliger onderkomen. In 1558 kochten de nonnen een pand aan de Nieuwegracht in Utrecht en dit pand werd verbouwd tot klooster. Bij het klooster werd een kapel gebouwd. Klooster en kapel werden gewijd aan St. Anna. Het klooster werd dan ook het ‘St. Annaklooster’ genoemd, maar in de volksmond bleef men spreken van het ‘Arkelklooster’. Toen in 1572 de Geuzen steden in Holland en Zeeland in hun macht kregen en de Spanjaarden optrokken om de opstand neer te slaan ontstond op het platteland een gevaarlijke situatie. Nonnen uit het Nazareth klooster in het Gein trokken naar de stad en vonden een voorlopig veilig onderkomen in het Arkelklooster. In 1577 erkende de stad Utrecht de prins van Oranje weer als stadhouder en koos hiermee de zijde van de ‘opstandelingen’. In 1580 werd in Utrecht de openlijke uitoefening van de katholieke godsdienst verboden. De kloosters werden voorlopig nog ontzien en oogluikend werd toegestaan dat de nonnen hun godsdienst bleven uitoefenen. In 1613 leefde in het Arkel klooster nog één non, Neeltje Zacharias, nog enige tijd kreeg zij gezelschap van de nonnen uit het Nicolaas klooster. De vroedschap verbood echter dat in het klooster nog langer godsdienstoefeningen werden gehouden. In 1659 werden klooster en kapel aan de stad Utrecht verkocht. De kapel werd verbouwd tot woning en het binnenterrein van het klooster werd gebruikt voor de Hortus van de universiteit. Een console met daarop afgebeeld het kindje Jezus met zijn moeder en grootmoeder Anna herinnert nog aan het klooster dat hier vroeger stond. Van het klooster is in Arkel weinig terug te vinden. De plaats op Rietveld waar het gestaan heeft wordt nog steeds aangeduid als “Het Klooster”. Een gevelsteen afkomstig uit de gesloopte woning, eens de villa van de familie van der Cruijsse, naast de boerderij met daarop de naam “Ouden Hage” is ingemetseld in het huis van Huib en Tiny den Breejen. En de villa van de familie de Pijper, de voormalige rentenierswoning van de gebroeders de Jong, draagt de naam “Kloosterhof”.